Aandelenregeling onderdeel van de excessieve ontslagvergoeding

Een zogenoemde excessieve ontslagvergoeding wordt in Nederland belast met 75% pseudo-eindheffing. Dit betekent dat de werkgever naast de reguliere inhouding van loonheffing, als een soort boete, 75% belasting over het excessieve deel van een ontslagvergoeding moet afdragen aan de Belastingdienst. In een recent arrest van de Hoge Raad (27 november 2020) wordt antwoord gegeven op de vraag of een voorwaardelijk eigendomsrecht op aandelen van de onderneming kan worden beschouwd als aandelenoptie en derhalve buiten de ontslagvergoeding valt. De Hoge Raad oordeelt dat dit niet het geval is, zodat de contanten ontvangen bij de afwikkeling van het recht betrokken dienen te worden in de berekening van de pseudo-eindheffing. 

Excessieve ontslagvergoeding: hoe zit het ook alweer?

Werkgevers die de dienstbetrekking beëindigen met een werknemer met een zogeheten toetsloon van meer dan € 559.000 (2020) krijgen mogelijk te maken met artikel 32bb Wet op de loonbelasting 1964 waarin de heffing over de excessieve ontslagvergoeding wordt geregeld. Ontvangt de werknemer een beëindigingsvergoeding die als excessief wordt aangemerkt, dan is het excessieve gedeelte van de vergoeding grondslag voor 75% pseudo-eindheffing. Het komt geregeld voor dat de vertrekkende werknemer in het verleden een voorwaardelijk recht op aandelen heeft toegekend gekregen. De vraag is of dit recht in de berekening onderdeel uitmaakt van de ontslagvergoeding.

Voorwaardelijke recht op aandelen

In de casus die de Hoge Raad heeft beoordeeld, nam de werknemer deel aan een Performance Share Plan (PSP) en een Bonus Conversion Plan (BCP). Deze rechten werden onvoorwaardelijk, indien de werknemer na 38 maanden na toekenning nog in dienst was van de onderneming. De mate van toekenning was afhankelijk van het resultaat van de onderneming. Omdat de onderneming voorts bepaalt in welke mate het recht wordt toegekend en de verkrijger (de werknemer) in het toekennen geen keuze heeft, oordeelt de Hoge Raad dat geen sprake is van een aandelenoptierecht. Hierdoor is de uitzondering in lid 6 van artikel 32bb Wet LB ter zake aandelenoptierechten niet van toepassing en dient de waarde van de aandelenregeling mee te worden genomen in de berekening van de excessieve ontslagvergoeding.

De uitspraak is een bevestiging van hoe de aandelenregeling de afgelopen jaren in de praktijk al werd beoordeeld. Omdat het toetsloon per kalenderjaar wordt vastgesteld, kan het financieel erg aantrekkelijk zijn om de beëindigingsdatum uit te stellen. Valt de beëindigingsdatum gunstig, dan maakt de waarde van de aandelenregeling namelijk geen onderdeel uit van de ontslagvergoeding, maar juist van het toetsloon en is de werkgever geen of minder 75% pseudo-eindheffing verschuldigd.

18 december 2020

Auteur(s) en meer informatie: