Belastingdienst wijzigt 70%-toets in RVU-Handreiking

De RVU-handreiking van de Belastingdienst dateert van 28 december 2018. Op 30 april 2021 is de derde versie van de Handreiking verschenen. Hierin is de zogenaamde 70%-toets bijgesteld. Deze bijstelling is relevant als de werknemer – in het kader van de regeling voor vervroegde uittreding – over gaat tot vervroegde ingang van het ouderdomspensioen.

70%-toets is stap 2 bij een RVU-beoordeling

De 70%-toets is een door de Belastingdienst zelf aangelegde toets die duidelijkheid schept in welke gevallen een uittredingsregeling financieel ‘te weinig voorstelt’ om als RVU te kunnen worden bestempeld. De 70%-toets heeft geen wettelijke basis, maar is een praktisch handvat voor de fiscus, werkgevers en adviseurs. De 70%-toets is een tweede stap en komt aan de orde als de voorwaarde gebruik te maken van de regeling (dát is stap 1) gelegen is in de leeftijd van de werknemer. Vindt er een reorganisatie plaats, maar wordt er daarbij een leeftijdsafhankelijke voorwaarde voor ontslag van de betreffende werknemer gehanteerd, dan is wel degelijk sprake van een RVU. De 70%-toets kan dan een oplossing bieden, evenals de RVU-drempelvrijstelling (stap 3). Zie voor een overzichtelijke behandeling van deze 3 stappen onze RVU-checklist.

Wat houdt de oude 70%-toets in?

Simpel gezegd is er géén sprake van een RVU als de periodieke uitkering (c.q. de fictieve periodieke uitkering die kan worden gekocht met de ontslagvergoeding) lager is dan 70% van het laatstgenoten reguliere jaarloon. Bij de voor de 70%-toets benodigde actuariële berekening moest tot 30 april 2021 worden ingebouwd dat de (fictieve) periodieke uitkering eindigt 24 maanden vóór de vroegste datum van of i) de feitelijke ingangsdatum van het pensioen of ii) de AOW. Deze 24-maandseis zorgt er voor dat een uitkering sneller als een RVU kwalificeert. Dezelfde ontslagvergoeding en een kortere fictieve uitkeringsperiode betekent immers een hogere kans op meer dan 70%.

Wat houdt de nieuwe 70%-toets in?

Nieuw is dat bij de actuariële berekening de fictie moet worden ingebouwd dat de (fictieve) periodieke uitkering eindigt 24 maanden vóór de vroegste datum van of i) de in de pensioenregeling vastgestelde pensioenleeftijd of ii) de AOW. Pensioenvervroeging heeft derhalve geen effect meer op de 24-maandsperiode. Heeft een werkgever te maken met een werknemer die zijn pensioen niet vervroegd laat ingaan, dan is de nieuwe 70%-toets identiek aan de oude. Immers de feitelijke ingangsdatum en de in de pensioenregeling vastgestelde pensioenleeftijd zijn hetzelfde.

Hoe werkt de nieuwe 70%-toets, in het geval van pensioenvervroeging

Als een werknemer zijn pensioen vervroegt dan is het uitgangspunt bij de 70%-toets niet langer de vroegste datum van of de vervroegde pensioenuitkering of de AOW, maar de vroegste datum van de AOW en de pensioenrichtleeftijd. De AOW-leeftijd is momenteel bijna altijd de vroegste van de twee omdat de pensioenrichtleeftijd in de meeste pensioenregelingen 68 is. Uitgaande van een AOW-leeftijd van 67 moet vervolgens de 24-maandseis worden toegepast, zodat het einde van de toetsperiode alsdan op 65 eindigt. Het begin van de toetsperiode start op de dag dat de werknemer (doorbetaald) vrijgesteld wordt van werkzaamheden of op de latere datum van uitdiensttreding waarop de ontslagvergoeding wordt ontvangen. Nu de toetsperiode is gedefinieerd, dient een actuariële berekening uit te wijzen of er meer dan 70% van het laatstverdiende reguliere salaris wordt ontvangen gedurende de toetsperiode. Belangrijk is dat bij deze berekening rekening moet worden gehouden met alle vervroegde pensioenuitkeringen die worden ontvangen vóór het bereiken van de AOW-datum of de in de pensioenregeling vastgestelde pensioenleeftijd. We hopen dat u nog aangehaakt bent…

Wat is het nadeel van de nieuwe 70%-toets, in het geval van pensioenvervroeging?

Het nadeel is dat de werkgever de hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen onderdeel moet laten uitmaken van de actuariële berekening. Vaak weet de werkgever de pensioenhoogte niet en even vaak wil een werknemer de pensioenhoogte niet delen met de werkgever, weet hij dit zelf niet of is dit nog niet bekend omdat de vervroegde pensioendatum in de toekomst ligt. Het maakt het proces van informatievergaring ingewikkelder. Onder de oude 70%-toets was de hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen niet relevant omdat in dat geval de toetsperiode korter werd (zie de vetgedrukte passage bij de oude 70%-toets).

Eerste berekeningen van KWPS laten zien dat in het geval van een hoog vervroegd pensioen de nieuwe 70%-grens in sommige gevallen overschreden wordt en er RVU verschuldigd is, terwijl de oude 70%-grens ceteris paribus niet zou worden overschreden. Omdat pensioen juist vanwege vervroeging lager wordt, zal de nieuwe 70%-toets voor de werkgever vaak gunstiger uitvallen, in het geval van pensioenvervroeging.

Hoe kunnen werkgevers rekening houden met de nieuwe 70%-toets, in het geval van pensioenvervroeging?

Onveranderd in de handreiking is de passage dat als een werknemer later beslist zijn pensioen vervroegd in te laten gaan, er geen nieuwe toets hoeft plaats te vinden. Zo blijft de RVU-heffing niet als een zwaard van Damocles boven de werkgever hangen als de werknemer lang en breed uit dienst is. De werkgever dient de 70%-toets te verrichten op het moment dat de werknemer (betaald) wordt vrijgesteld van werk, of op het latere moment van uitdiensttreding en ontvangst van de vergoeding. In de handreiking is nog steeds de bestuursrechtelijk begrijpelijke opmerking opgenomen dat van belang is dat niet reeds op het moment van feitelijk uittreden de intentie bestaat (en de werkgever dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, toevoeging van ons) om op een later tijdstip de pensioendatum alsnog te vervroegen. In dat geval moet het vervroegde pensioen namelijk wel direct meegenomen worden in de 70%-toets.

Een simpel en doeltreffend alternatief is daarom in de vaststellingsovereenkomst ter zake het eindigen van de arbeidsovereenkomst op te nemen dat werkgever en werknemer overeenkomen dat de werknemer géén pensioenvervroeging laat plaatsvinden. Op dat moment hoeft er voor de toch al complexe 70%-toets geen rekening te worden gehouden met vervroegd pensioen. Een andere mogelijkheid, vooral indien de hoogte van het vervroegde pensioen niet te achterhalen is, is om met de competente belastinginspecteur te bespreken of er toetsing conform de oude 70%-toets plaats mag vinden. Daarin is de hoogte van het vervroegd pensioen immers niet relevant en wordt in plaats daarvan de toetsperiode korter.

12 mei 2021

Auteur(s) en meer informatie: