Juridische gevolgen nFTK voor werkgevers

Per 1 januari 2015 is de Wet aanpassing financieel toetsingskader in werking getreden. Deze wet heeft mogelijk onverwachte juridische gevolgen: de strengere eisen die worden gesteld in het nFTK kunnen strijdig zijn met de huidige uitvoeringsovereenkomst en/of de pensioenovereenkomst die daarom mogelijk aangepast moet(en) worden.

Onder het oude FTK was het mogelijk om een voorwaardelijke indexatie op de opgebouwde rechten van de deelnemers te verlenen uit een technische voorziening, uit een hoger vermogen dan het vereist eigen vermogen, uit een opslag op de premie of uit overrendement. Onder het nFTK kunnen deze instrumenten nog steeds worden toegepast, maar dit leidt niet langer direct tot indexatieverlening.

Onder het nFTK gaat toekomstige (voorwaardelijke) indexatie voor op het herstel van kortingen uit het verleden. Kortingen in het verleden mogen pas worden hersteld indien de dekkingsgraad een bepaald niveau heeft bereikt (de indexatieregel). In sommige gevallen kan de pensioenovereenkomst dan niet worden nagekomen. Daarin is mogelijk een voorwaardelijke indexatie opgenomen, terwijl een eventuele additionele storting of een opslag op de premie in beginsel wordt gebruikt voor het aanvullen van de buffers (ofwel het vereist eigen vermogen). Daarnaast kan het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst een dusdanige verhoging van de kosten voor de werkgever inhouden, dat het ongewijzigd voortzetten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wordt geacht.

In een bestaande uitvoeringsovereenkomst is de hoogte van de pensioenpremie en zijn de voorwaarden van een eventuele additionele storting bij een te lage dekkingsgraad opgenomen. Onder het nFTK dient ieder jaar een nieuw herstelplan te worden ingediend zolang het vereist eigen vermogen niet op niveau is. Er bestaat geen directe koppeling meer met de dekkingsgraad. In een herstelplan kan bijvoorbeeld een opslag op de premie of een additionele storting als herstelinstrument worden opgenomen, maar dit kan dan mogelijk in strijd zijn met de bestaande uitvoeringsovereenkomst. Een wijziging van de uitvoeringsovereenkomst leidt meestal tot een wijziging van de pensioenovereenkomst.

In veel gevallen vereist de wijziging van een pensioenovereenkomst instemming van de werknemers(vertegenwoordigers). Dit is onder andere afhankelijk van het wel of niet gebonden zijn aan de cao, het wel of niet aanwezig zijn van een wijzigingsbeding en de financiële toestand van de werkgever.

28 mei 2015

Auteur(s) en meer informatie: