Leeftijdsonderscheid pensioenbijdrage werknemer (wel) toegestaan?

Op 18 augustus 2021 heeft de kantonrechter Arnhem geoordeeld dat een met de leeftijd oplopende werknemersbijdrage weliswaar een onderscheid naar leeftijd betekent maar dat er een objectieve rechtvaardiging is omdat er in casu sprake is van een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van het doel passend en noodzakelijk zijn. In deze bijdrage gaan wij in op dit ogenschijnlijk verrassende oordeel.

De casus

De werkgever is met de werknemer een pensioen overeengekomen op basis van een premieovereenkomst. De betreffende werknemer was tussen 2011 en 2020 in dienst. In de pensioenregeling is een zogenaamde staffel opgenomen die het volgende verloop kent.

Leeftijd

Premie uitgedrukt in een

percentage van de pensioengrondslag

21-24 7,3%
25-29 8,5%
30-34 9,9%
35-39 11,4%
40-44 13,3%
45-49 15,5%
50-54 18,1%
55-59 21,2%
60-64 25,2%
65-67 29,1%

Uit de uitspraak blijkt dat de hoogte van de bijdrage van de werknemer op de staffel gebaseerd is en daarmee leeftijdsafhankelijk is. Niet duidelijk is welk deel de werknemer bijdraagt. Hoe dan ook is de bijdrage van een werknemer van 65 altijd grofweg vier keer hoger dan de bijdrage van een 21-jarige. De werknemer is van mening dat er sprake is van een leeftijdsonderscheid welk onderscheid niet objectief gerechtvaardigd is.

De WGBLA en het college voor de rechten van de mens

Artikel 3 Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBLA) regelt onder andere een verbod op onderscheid in arbeidsvoorwaarden op basis van leeftijd. Artikel 7a WGBLA geeft vervolgens aan dat het verbod van onderscheid niet geldt indien het onderscheid objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel én de middelen voor het bereiken van dat doel passend noodzakelijk zijn.

Volgens de toenmalige Commissie Gelijke Behandeling (tegenwoordig College voor de Rechten van de Mens genaamd) is in het geval van een naar leeftijd gedifferentieerde werknemersbijdrage in een premieovereenkomst geen sprake van objectieve rechtvaardiging (CGB, 10 september 2009, Oordeel 2009-89, PJ 2009/185). Alhoewel het doel legitiem was, oordeelde de Commissie dat de middelen voor het bereiken van het doel niet passend en niet noodzakelijk zijn. De premie die de werknemer voor zijn rekening moet nemen heeft een groot effect op het netto-inkomen en de werkgever had het doel ook op een andere manier kunnen bereiken, bijvoorbeeld door een hogere werknemersbijdrage als vast percentage van de pensioengrondslag.

Terug naar de casus

De kantonrechter oordeelt ook nu dat sprake is van een legitiem doel. Daarnaast is het een passend middel omdat de leeftijdsafhankelijke bijdrage ertoe leidt dat voor alle werknemers een adequaat en betaalbaar pensioen kan worden opgebouwd, zoals de werkgever betoogt. De rechter is ook van mening dat aan het noodzakelijkheidsvereiste is voldaan en dat een alternatief dat tot hetzelfde resultaat zou hebben geleid niet dan wel ongemotiveerd is gesteld.

Vanwege het laatste lijkt het er sterk op dat de werknemer onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat het doel van de werkgever ook op een andere manier had kunnen worden gerealiseerd. De werkgever had bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke premie kunnen hanteren en de (oudere) werknemer de keuze kunnen laten het restant van de eigen bijdrage vrijwillig te laten betalen. Op deze manier wordt allereerst ongelijke behandeling vermeden. Verder wordt voorkomen dat er een pensioenregeling geldt tegen wil en dank en tegen een aanzienlijk lager netto salaris van de oudere werknemer.

Deze zwaluw maakt ons inziens geen zomer. Daarbij kan afgevraagd worden of het bij nader inzien een lelijk eendje is. Een leeftijdsafhankelijke premie levert namelijk hoe dan ook ongelijke behandeling op en kan dus niet lichtzinnig worden ingevoerd. Daarbij zijn de argumenten voor een leeftijdsafhankelijke werknemerspremie gezien de lage rente en de hoge fiscale ruimte tegenwoordig nauwelijks overtuigend. Tot slot kan zelfs afgevraagd worden of een leeftijdsafhankelijke staffel wel een passend middel is omdat een werknemer nu eenmaal niet 45 jaar bij dezelfde werkgever pleegt te werken.

25 augustus 2021

Auteur(s) en meer informatie: