Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen naar Tweede Kamer

Na de Wet temporisering AOW is het nu de beurt aan het tweede wetsvoorstel dat voortvloeit uit het pensioenakkoord. Op 3 september heeft Minister Koolmees het Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel is inhoudelijk gelijk aan het conceptwetsvoorstel dat op 18 november 2019 voor internetconsultatie is aangeboden. Wat regelt het wetsvoorstel ook alweer?

Afkoop 10% pensioen en lijfrente

Iedere pensioenuitvoerder moet (waarschijnlijk) vanaf 2022 op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen meewerken aan een verzoek tot afkoop van maximaal 10% van de waarde van het ouderdomspensioen in de tweede pijler. Voorwaarde is dat er geen gebruik wordt gemaakt van het wettelijk recht pensioen te laten variëren (in de verhouding 100:75, zogenaamde hoog-laag constructie). Daarnaast wordt de voorwaarde gesteld dat het resterend pensioen vanwege de afkoop niet onder de grenzen mag komen van het zogenaamd kleine pensioen (uitkering van € 497 per jaar in 2020). Het wetsvoorstel voorziet in een soortgelijke afkoopmaatregel ter zake lijfrente en fiscaal gefaciliteerd banksparen. Er komt geen wettelijk bestedingsdoel voor het afgekochte bedrag.

Verlofsparen van 50 naar 100 weken

De grens voor verlofsparen wordt per 2021 verhoogd. Momenteel kan een werknemer die fulltime werkt een maximaal verlofspaarsaldo aanhouden bij zijn werkgever van 50 weken. Dit saldo mag nu worden verhoogd naar 100 weken. Dat is ongeveer het equivalent van twee jaarsalarissen. Als een inkomen van ongeveer 70% acceptabel is, betekent dit dat een werknemer met een dergelijk saldo ongeveer drie jaar eerder zou kunnen stoppen met werken.

Tijdelijke drempelvrijstelling RVU

Tot slot wordt per 2021 een tijdelijke drempelvrijstelling voor de RVU ingevoerd. Hierdoor kunnen werkgevers hun werknemers gedurende (maximaal) drie jaar vóór de AOW-leeftijd een bedrag meegeven dat - na vermindering loonbelasting en premie volksverzekeringen - gelijk is aan het netto bedrag van de AOW-uitkering (€ 63.612 in 2020). Eerder en/of meer uitkeren betekent dat het eerdere en/of meerdere wordt belast met de RVU-heffing van 52%, als natuurlijk sprake is van een RVU. Of dat het geval is moet nog steeds worden vastgesteld op basis van de casus, wet en jurisprudentie. De bedoeling is dat de tijdelijke drempelvrijstelling ingaat op 1 januari 2021 en eindigt op 31 december 2025. Er geldt vervolgens overgangsrecht voor werknemers die op 31 december 2025 maximaal nog drie jaar voor hun AOW-leeftijd verwijderd zijn. 

Hoewel het nog een wetsvoorstel betreft, kunnen werkgevers bij het treffen van regelingen met oudere werknemers (onder voorbehoud) anticiperen op de drempelvrijstelling en de stijgende verlofgrens.

Voor ons commentaar op de maatregelen uit het wetsvoorstel verwijs ik naar de eerdere actualiteit en een uitgebreid inhoudelijk artikel. Deze stammen uit de tijd dat het wetsvoorstel nog de conceptstatus had.

4 september 2020

Auteur(s) en meer informatie: