Ook in geval reorganisatie kan sprake zijn van RVU

(Rechtbank Zeeland- West-Brabant 22 januari 2015)

Ook al ligt er een organisatie ten grondslag aan het terugbrengen van het aantal werknemers, er kan wel degelijk sprake zijn van een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) op grond van artikel 32ba Wet op de loonbelasting 1964. Dit maakt de uitspraak van de rechtbank van 22 januari 2015 maar weer eens duidelijk.

De werkgever in kwestie had dringende redenen om te bezuinigen en heeft een reorganisatie doorgevoerd. Op grond van een sociaal statuut dat met vakbonden en ondernemingsraad is afgesloten was het voor de werkgever niet mogelijk om ter zake de reorganisatie het afspiegelingsbeginsel te hanteren. In plaats daarvan is een vrijwillige non-activiteitsregeling opgezet voor werknemers die ouder zijn dan 57 jaar.

De verdediging van de werkgever luidt als volgt. Het doel van de regeling is om te bezuinigen en het middel is de ouderenregeling. De werkgever is van mening dat de inspecteur doorschiet bij de toepassing van de fiscale wetgeving. De werkgever wijst er ook op dat de RVU-heffing leidt tot een belastingheffing van € 16 mio.

De rechter maakt korte metten met het betoog van de werkgever. Alhoewel er volgens de rechtbank in casu inderdaad een noodzaak is om drastisch te bezuinigen en voldoende aannemelijk is gemaakt dat er geen ander instrument bestond om de reductie in de formatie te realiseren, is er sprake van een regeling voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba, zesde lid Wet op de loonbelasting 1964. De rechtbank motiveert dit door simpelweg te verwijzen naar een arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2012. In dit arrest wordt onder andere verwezen naar de parlementaire geschiedenis rond de invoering van de RVU. Hierin is duidelijk aangegeven dat een regeling waarbij bijvoorbeeld alle werknemers van 59 jaar of ouder worden ontslagen sprake is van een RVU. Bij een reorganisatie is niet automatisch afwezigheid van een RVU. 

26 maart 2015

Auteur(s) en meer informatie: