Rutte III wil doorsneesystematiek voor pensioen afschaffen per 2020
Het nieuwe kabinet zet vol in op een vernieuwing van het pensioenstelsel per 2020. Een van de belangrijkste ingrepen is de afschaffing van de doorsneepremie. Voortbouwend op alle eerdere onderzoeken van de SER wil het kabinet het huidig pensioenstelsel onder andere hervormen tot een meer persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling.
Het kabinet verwacht dat sociale partners een nieuw pensioencontract ontwikkelen dat door de SER gedragen wordt. Erg veel ruimte lijken de sociale partners niet te krijgen. In het regeerakkoord 2017-2021 is duidelijk aangegeven wat de contouren van het nieuwe pensioenstelsel moeten worden:
- Afschaffing van de doorsneepremie, zodat voor alle soorten pensioenregelingen één leeftijdsonafhankelijke pensioenpremie verplicht wordt:
- voor middelloonpensioenregelingen betekent dit een degressieve pensioenopbouw: naarmate een deelnemer ouder is, is de jaarlijkse pensioenopbouw lager;
- Voor beschikbare premieregelingen betekent dit één maximale gelijke premie voor alle leeftijdscategorieën;
- Er komt een nieuw pensioencontract tot stand; een persoonlijk pensioenvermogen in de opbouwfase en een collectieve uitkeringsfase, waarbij een buffer mag worden gevormd voor bescherming tegen onvoorziene veranderingen;
- Zelfstandigen moeten vrijwillig kunnen aansluiten;
- De overstap op het nieuwe pensioenstelsel vindt bij voorkeur gelijktijdig plaats met het afschaffen van de doorsneepremie;
- Er zal een tijdelijke implementatieperiode gelden om regelingen geleidelijk aan te passen en over te stappen naar een nieuw pensioencontract.
Daarnaast zal de overheid een rol spelen bij de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel:
- Het kabinet zal kaders opstellen, zodat de transitie evenwichtig verloopt voor alle deelnemers;
- Het kabinet zal financieel bijdragen aan de extra lasten van de transitie (ooit begroot op € 50 tot € 100 mrd) door het fiscale kader tijdelijk te verruimen, mits dit op lange termijn geen effect heeft op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën;
- Het kabinet wil onderzoeken of en hoe het in het nieuwe stelsel mogelijk is om een beperkt deel van het pensioenvermogen op te nemen als een bedrag ineens bij pensionering.
Het kabinet gaat voortvarend aan de slag: begin 2018 moeten partijen overeenstemming hebben over de nadere invulling, zodat daarna begonnen kan worden met het wetgevingsproces. In 2020 zou het wetgevingsproces afgerond moeten zijn. Hoewel er al jaren wordt gesproken over een nieuw pensioenstelsel en de voorgestelde wijzigingen niet nieuw zijn, is het de vraag of een dergelijk ingrijpende wijziging in 1,5 jaar door het parlement behandeld kan worden.
10 oktober 2017