Hoge Raad: ook bij onduidelijke tekst moet een beoordeling plaatsvinden
Publicatiedatum 19 september 2024
In deze actualiteit behandelen wij het arrest van de Hoge Raad op 30 augustus 2024 terzake een geschil tussen de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf Bouw) en een projectontwikkelaar (de werkgever) over deelname aan de pensioenregeling van Bpf Bouw. In mei 2023 oordeelde het gerechtshof Amsterdam dat de werkgever niet verplicht was deel te nemen aan de pensioenregeling omdat de tekst van de verplichtstellingsbeschikking onduidelijk was en dat daarom niet geoordeeld kon worden dat de werkgever verplicht was deel te nemen. Goed nieuws voor werkgevers dus. Maar de Hoge Raad zet nu een streep door deze redenatie.
De Hoge Raad stelt vast dat het gerechtshof onterecht concludeerde dat er bij onduidelijkheid van de tekst geen beoordeling nodig is. De Hoge Raad benadrukt dat zelfs als de tekst in het verplichtstellingsbesluit op meerdere manieren is uit te leggen, de rechter toch verplicht is om een diepere analyse te maken van de mogelijke uitleg van de werkingssfeer en zo nodig de betekenis van de woorden te achterhalen door te kijken naar de context van de bepalingen, eventueel in eerdere of latere versies en in eventuele schriftelijke toelichtingen. Het hof had de formuleringen dus nader moeten interpreteren om te bepalen of de werkgever onder de pensioenregeling van Bpf Bouw viel.
De Hoge Raad heeft het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak doorverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Het arrest is een tegenvaller voor werkgevers die te maken hebben met onduidelijke verplichtstellingsbeschikkingen. Het oordeel van het gerechtshof Amsterdam had sociale partners namelijk gedwongen om de werkingssfeerbepalingen in cao's en verplichtstellingsbeschikkingen helder te formuleren.