Hoge Raad schept duidelijkheid over verjaring pensioenpremies
Publicatiedatum 22 april 2025
Op 21 maart 2025 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verjaringstermijn voor de inning van pensioenpremies door een bedrijfstakpensioenfonds begint te lopen vanaf het moment dat de premie volgens het uitvoeringsreglement betaald had moeten zijn. Deze uitspraak is belangrijk voor zowel pensioenfondsen als werkgevers.
Verjaringstermijn van vijf jaar
In deze zaak vorderde een bedrijfstakpensioenfonds betaling van achterstallige pensioenpremies. De werkgever verweerde zich met de stelling dat de vordering was verjaard. Volgens de werkgever is de vordering van het bedrijfstakpensioenfonds opeisbaar geworden vanaf het moment waarop de verplichtstelling is ingegaan (1 januari 1999) en zijn vanwege de vijfjaarstermijn die dan begint te lopen alle vordering verjaard. De discussie draaide om het startpunt van de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar.
Het hof oordeelde eerder dat de verjaring pas begint te lopen als het fonds ‘redelijkerwijs bekend’ is met de premieachterstand. De Hoge Raad is het daar niet mee eens. De verjaringstermijn start al op het moment dat de premie volgens het uitvoeringsreglement betaald had moeten zijn (waarbij de grenzen van artikel 26 Pensioenwet gerespecteerd dienen te worden). Staat in het reglement dat de premie uiterlijk aan het eind van de maand moet worden voldaan? Dan begint de vijfjaarstermijn dus aan het einde van die maand – ongeacht of het pensioenfonds al weet dat de premie ontbreekt (bijvoorbeeld omdat de werkgever onterecht niet was aangesloten bij het pensioenfonds).
Hoewel de premienota niet is verstuurd (wat zo is als het pensioenfonds niet bekend is met deze werkgever ) dan zijn pensioenpremies binnen enkele maanden na verschuldigdheid of maximaal binnen zes maanden na het betreffende jaar formeel wel opeisbaar (afhankelijk van de betalingstermijn uit het uitvoeringsreglement) en begint de verjaringstermijn van vijf jaar te lopen.
Verlenging van de verjaringstermijn
De hoofdregel is duidelijk: vijf jaar na de premievervaldatum kan de vordering verjaren. Toch zijn er volgens de Hoge Raad uitzonderingen. Bijvoorbeeld bij opzettelijk verzwijgen van informatie of als de redelijkheid en billijkheid anders vereisen.
Een pensioenfonds kan in plaats van de achterstallige premiebedragen ook schadevergoeding vorderen van de werkgever. De Hoge Raad laat zich in dit arrest echter niet uit over deze optie en de verjaringstermijn die in dat geval van toepassing is en op kan lopen tot twintig jaar.
Belang voor de praktijk
Deze uitspraak benadrukt dat pensioenfondsen alert moeten zijn op tijdige inning. Maar ook werkgevers moeten scherp zijn. De werkgever moet zelf monitoren of er sprake is van verjaring. Het risico op een claim van het pensioenfonds jegens werkgever met betrekking tot achterstallige pensioenpremies blijft daarmee op de loer liggen.
Deze uitspraak onderstreept ook het belang van het (laten) uitvoeren van een pensioen due diligence bij een fusie of overname. Vaak komen dan premieachterstanden aan het licht.