KWPS vraagt Belastingdienst RVU-beleid te verduidelijken

Sinds het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2018 en met name sinds de Handreiking RVU van de Belastingdienst is de RVU minder vaak voorwerp van discussie tussen de Belastingdienst enerzijds en werkgevers en adviseurs anderzijds. Dat is een goede ontwikkeling. In de praktijk merken wij dat sommige eenheden van de Belastingdienst desalniettemin eigen criteria ontwikkelen die niet overeenstemmen met de Handreiking. KWPS heeft de Belastingdienst daarom gevraagd haar landelijk beleid nog wat te verduidelijken.

De Handreiking RVU start met de volgende inleiding:

“In het arrest ECLI:NL:HR:2018:958 schetst de Hoge Raad een kader aan de hand waarvan de RVU-toets voor elke soort vertrekregeling kan worden uitgevoerd. Dit kader ziet er als volgt uit:

  • Allereerst wordt getoetst aan de objectieve voorwaarden van een vertrekregeling. Dit kan op collectief dan wel individueel niveau;
  • Beoordeeld wordt of het ontslag al dan niet leeftijdgerelateerd is;
  • De beweegredenen van de werkgever en de werknemer zijn hierbij niet relevant;
  • Als op basis van de objectieve voorwaarden sprake kan zijn van een RVU, dan vindt op individueel niveau nog een toets plaats op basis van de objectieve kenmerken van de regeling;
  • Beoordeeld wordt of de ontslagvergoeding feitelijk in staat stelt om te overbruggen tot aan de AOW-leeftijd, dan wel eerdere pensioendatum, of gezien kan worden als een aanvulling op het pensioen. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van een 70%-toets.”

Allereerst is de Belastingdienst in haar Handreiking zeer duidelijk over het feit dat de RVU-toets voor elke soort vertrekregeling hetzelfde is. Ten tweede valt op dat alleen als op basis van de objectieve voorwaarden sprake is of kan zijn van een RVU, op individueel niveau nog een toets plaatsvindt op basis van de objectieve kenmerken. Hiervoor heeft de Belastingdienst de zogenaamde 70%-toets ontwikkeld. Deze toets kent geen wettelijke basis, maar is wel al vele jaren een praktisch en veelgebruikt richtsnoer voor de praktijk.

In onze adviespraktijk doen zich individuele ontslaggevallen voor waarin er een duidelijke objectieve voorwaarde voor de betreffende regeling is. Dat wil zeggen (zie de tweede bullet in de opsomming) dat er geen sprake is van leeftijdgerelateerd ontslag. Een voorbeeld is een oudere algemeen directeur waarvan civiel-juridisch niet direct gezegd kan worden dat deze disfunctioneert maar die wel evident plaats moet maken, zodat onder leiding van de nieuwe leidinggevende gewerkt kan worden aan (nieuwe) missie, visie en toekomst. Vanzelfsprekend moet er bewijs worden geleverd dat er aanleiding is voor een nieuwe directeur (bijvoorbeeld notulen RvC, adviesrapporten e.d.). Een ander voorbeeld is een oudere beveiligingsmedewerker die praktisch-inhoudelijk niet meer goed meekomt, fysieke en mentale klachten krijgt en daarom een regeling aangeboden krijgt, terwijl zijn 6 collega’s van dezelfde leeftijd gewoon aan het werk blijven. In beide gevallen is er geen sprake van leeftijdsafhankelijk ontslag in de zin van artikel 32ba Wet op de loonbelasting 1964.

Ondanks het kunnen leveren van bewijs dat er sprake is van een objectieve voorwaarde, leggen sommige eenheden binnen de Belastingdienst in de praktijk – gelukkig op incidentele basis – extra maatstaven aan. Men gaat toch na of er in kwantitatieve zin sprake is van een RVU, wil weten hoe de ontslagvergoeding is samengesteld en vormt zich daar een mening over, ‘biedt’ als oplossing de drempelvrijstelling aan of splitst de ontslagvergoeding in een deel dat niet dient ter overbrugging en een deel dat wel dient ter overbrugging. De jurisprudentie en de Handreiking RVU geven geen aanleiding voor deze extra maatstaven en zijn overduidelijk: is het station ‘objectieve voorwaarde’ op een succesvolle manier gepasseerd dan is er geen sprake van leeftijdgerelateerd ontslag en is RVU-kous daarmee af, ook in het geval van individuele regelingen. Dit komt op meerdere plekken in de Handreiking naar voren.

Om te voorkomen dat KWPS (op kosten van werkgevers) aan de Belastingdienst uitleg moet geven over het RVU-begrip, de jurisprudentie en de Handreiking ván de Belastingdienst, hebben wij de relevante specialistengroep bij de Belastingdienst verzocht om de Handreiking op bovenstaand punt te verduidelijken. Wel zo makkelijk voor de praktijk, de Belastingdienst incluis. Deze Kennisgroep heeft aangegeven ons verzoek in behandeling te nemen. Wij benadrukken hiermee overigens het belang van het bestaan van de Kennisgroepen bij de Belastingdienst. Wij berichten zodra er meer over dit onderwerp bekend is.

23 februari 2022

Auteur(s) en meer informatie: