Minister Schouten behandelt diverse pensioenactualiteiten
Publicatiedatum: 9 november 2023
Op 9 november heeft demissionair minister Schouten een brief gestuurd naar de Tweede Kamer over zeven onderwerpen en toezeggingen rond pensioen. In deze actualiteit behandelen wij in simpele bewoordingen de vijf aspecten die voor werkgevers en werknemers het meest relevant zijn.
De brief van de minister behandelt zoals gezegd zeven onderwerpen. Wij verwijzen naar het volledige document voor de uitgebreide behandeling en de twee onderwerpen die wij hierna niet behandelen: governance in het nieuwe pensioenstelsel en prestatievergoedingen bij beleggen in private equity.
Informeren van aspirant-werknemers over pensioen
De Tweede Kamer heeft recent via een motie opgeroepen om werkgevers wettelijk te verplichten aspirant-werknemers op een eenvoudige wijze te informeren over de aanwezigheid van een pensioenregeling. Deze wettelijke verplichting lijkt er voorlopig niet te komen. Wel zijn er oproepen gedaan aan vacature-sites, werkgevers en cao-partijen om pensioen in vacatureteksten aan de orde te laten komen. In het voorjaar van 2024 zal worden gemeten of werkgevers vaker in vacatureteksten communiceren over de aanwezigheid van een pensioenregeling dan nu het geval is. In de praktijk merken wij overigens dat (ook) de krapte op de arbeidsmarkt ertoe leidt dat steeds meer werkgevers een pensioenregeling overwegen of gaan invoeren. Vanwege de Wtp moet dat direct en onder meer een leeftijdsonafhankelijke premie betreffen.
Verlaging toetredingsleeftijd naar 18 jaar
Vanwege de wettelijke verplichting daartoe moeten alle pensioenregelingen met een toetredingsleeftijd hoger dan 18 jaar aangepast zijn per 1 januari 2024. Op deze manier is reglementair vastgelegd dat alle werknemers vanaf 18 jaar pensioen opbouwen in de desbetreffende pensioenregeling, mits zij onder het deelnemersbegrip vallen. Wij hebben hierover bericht in onze actualiteit van 24 augustus en 17 oktober. In het geval van verzekeringsmaatschappijen en premiepensioeninstellingen moeten de werkgever en de uitvoerder voor de wijziging zorgen. In het geval van bedrijfstakpensioenfondsen kan de werkgever afwachten en moet het fonds de verplichtstelling wijzigen. Blijkens de brief van de minister hebben nog niet alle fondsen een verzoek ingediend tot wijziging van de verplichtstelling.
Bedrag ineens niet eerder dan 1 januari 2025 en mogelijk nóg later
Het is al sinds het Pensioenakkoord uit 2019 de bedoeling dat op de pensioeningangsdatum 10% van het pensioen ineens moet worden afgekocht. De wettelijke introductie is meerdere keren verschoven en de recentelijk voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 juli 2024 is wederom niet haalbaar gebleken. De minister geeft aan dat het keuzerecht bedrag ineens daarom niet eerder dan 1 januari 2025 in werking kan treden. De uiteindelijke datum blijft afhankelijk van de voortgang van het parlementaire proces. Het zou ons niet zou verbazen als er verder uitstel zal plaatsvinden. Wij blijven het bedrag ineens een vrij onnodige maatregel vinden omdat er vanwege de al jarenlang bestaande hoog/laag variant al intertemporele flexibiliteit van pensioen bestaat in de uitkeringsfase.
Laagdrempelige informatievoorziening over pensioen
In haar niet aflatende en goedbedoelde pogingen van de overheid om heldere en laagdrempelige informatie te geven aan burgers wordt, ook in verband met de Wet toekomst pensioenen, gewezen op www.pensioenduidelijkheid.nl en www.mijnpensioenoverzicht.nl. Ook wordt - voor mensen die moeite hebben met digitale dienstverlening – gewezen op het Informatiepunten Digitale Overheid (IDO), een landelijk dekkend netwerk van meer dan 600 gratis informatiepunten in openbare bibliotheken.
Overgangsrecht premievrije voortzetting vanwege arbeidsongeschiktheid bij een verzekeraar
Tot slot een nogal technische uitsmijter waar aandacht voor is gevraagd door het Verbond van Verzekeraars. Tijdens ziekte wordt de pensioenopbouw voortgezet; er blijft immers sprake van een dienstverband. Na twee jaar ziekte en loondoorbetaling worden werkgever en werknemer vrijgesteld van premiebetaling en zet de pensioenuitvoerder de premiebetaling voort, hetgeen praktisch altijd verzekerd is. Dit wordt ook premievrijstelling bij invaliditeit genoemd (PVI) en voor deze verzekering wordt continue premie afgedragen. In de Wet toekomst pensioenen is in overgangsrecht geregeld dat de opbouw op basis van de bestaande pensioenregeling onder voorwaarden mag worden voortgezet en de Wtp-regels niet hoeven te worden gevolgd. Dat is logisch omdat de afspraken, waaronder de premie voor de PVI, gebaseerd zijn op de kenmerken van de bestaande niet Wtp-regeling.
Voorwaarde bij de toepassing van het overgangsrecht is dat de premievrijstelling reeds is ingegaan vóór transitie naar een Wtp-regeling. Het huidige overgangsrecht geldt derhalve niet voor deelnemers die in dienst zijn bij de werkgever en die op het moment van overgang naar het nieuwe stelsel ziek zijn maar nog niet de twee jaar loondoorbetaling hebben doorlopen. De pensioenovereenkomst van deze deelnemers kan gewijzigd worden conform de daarvoor geldende regels, zo was de gedachte.
De praktijk werkt echter anders. In het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst is vaak vastgelegd dat een arbeidsongeschikte werknemer recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenregeling waaraan hij deelnam op zijn eerste ziektedag. De hiervoor genoemde aanpassing van de pensioenovereenkomst vereist instemming van de werkgever, werknemer en verzekeraar. En dat is een probleem. De verzekeraar zal niet instemmen met een verruiming van de PVI aangezien deze voor zijn rekening komt en werkgever en werknemer zullen niet instemming met een versobering van de PVI. Zij hebben immers premie betaald voor een ruimere PVI.
Een extra complexe situatie ontstaat wanneer de Wtp-regeling na transitie wordt ondergebracht bij een andere pensioenuitvoerder. Verzekeraars hebben onderling afgesproken dat het zogeheten uitlooprisico ligt bij de uitvoerder van de pensioenregeling waarin de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag. Deze oude regeling wordt echter niet aangepast aan de Wtp omdat de Wtp-regeling bij een nieuwe uitvoerder is ondergebracht.
De Minister geeft in de brief aan zich in te spannen om het in de wet vastgelegd overgangsrecht te verruimen om het hiervoor genoemde knelpunt weg te nemen. KWPS verwacht een aanpassing van de Pensioenwet en het eerder dit jaar door de Belastingdienst gepubliceerde Vraag & Antwoord 23-006.