Pensioenpremies gaan stijgen, maar er wordt niet gekort
Publicatiedatum 11 oktober 2021
Het Centraal Planbureau heeft op Prinsjesdag de Macro Economische Verkenning gepubliceerd. Het geeft hierin op verschillende economische gebieden de verwachtingen voor de komende jaren. Eén van die gebieden waar een prognose wordt gedaan is de financiële situatie van pensioenfondsen per 2022. Het CPB verwacht dat de premies bij een aantal grote pensioenfondsen zullen stijgen, maar ook dat kortingen kunnen worden vermeden en dat sommige fondsen weer beperkt kunnen indexeren per 1 januari 2022.
Nog niet alle fondsen kunnen indexeren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de twee grootste fondsen, ABP en PFZW. Deze fondsen krijgen daarnaast waarschijnlijk ook de hoogste premiestijging voor hun kiezen: 1,5%-punt bij het ABP en 0,8%-punt bij PFZW. Het CPB verwacht dat de gemiddelde premie bij pensioenfondsen 0,5%-punt stijgt.
In 2022 eindigt voor een aantal fondsen de financiering van de VPL-regeling. Dit zal waarschijnlijk niet leiden tot een lagere pensioenpremie, aangezien veel fondsen deze vrijval naar verwachting zullen opnemen in de doorsneepremie voor reguliere pensioenopbouw.
Uiteindelijk is voor de gepensioneerde de koopkracht van belang. Het CPB verwacht dat de koopkrachtstijging van gepensioneerden in 2022 nihil is. Gepensioneerden met een laag aanvullend pensioen zullen een grotere stijging in koopkracht ervaren dan gepensioneerden met een hoog aanvullend pensioen. Dit komt doordat de AOW-uitkering een groot deel van het inkomen vormt bij gepensioneerden met een laag aanvullend pensioen. Omdat de AOW elk jaar wordt geïndexeerd, ook wanneer het aanvullende pensioen niet geïndexeerd of zelfs gekort wordt, heeft de gepensioneerde met een laag aanvullend pensioen minder last van het niet indexeren van het aanvullende pensioen.