Sectorcode noch Belastingdienst bepaalt toepassing pensioenfonds

Wij constateren geregeld dat werkgevers op grond van hun feitelijke activiteiten aangesloten zouden moeten zijn bij een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds (hierna: Bpf), maar dat feitelijk niet zijn. Indien een onderneming onterecht niet aangesloten is bij een Bpf, kan dat forse financiële gevolgen hebben. Op de vraag of verplichte aansluiting bij een Bpf onderzocht is, krijgen wij vaak het antwoord: ‘dat hoeft niet op grond van onze sectorcode’ of ‘dat heeft Belastingdienst bevestigd’. En daar gaat het fout…

Wet Bpf in het kort

Indien binnen een onderneming activiteiten worden uitgevoerd die zijn omschreven in de verplichtstelling van enig Bpf, dan is de werkgever wettelijk verplicht werknemers aan te melden bij dat Bpf, ongeacht of er al een eigen pensioenregeling is. Ook is de werkgever dan verplicht de premie aan het Bpf te betalen, al dan niet met terugwerkende kracht.

Sectorcodes

Bij inschrijving in de registers van de KvK wordt een sectorcode toegekend op grond van de beschreven bedrijfsactiviteiten, de SBI-code. Het CBS heeft een lijvig handboek gepubliceerd met toelichting op en onderverdeling van deze SBI-codes. Daarnaast geeft de Belastingdienst een Whk-beschikking af met de sectorale premie voor de gedifferentieerde premie Whk, welke codes overigens niet gelijk zijn aan de SBI-codes. Deze codes zijn terug te vinden in het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst.

Is een Bpf van toepassing?

Vaak horen wij van werkgevers dat hun salarisadministrateur of accountant op basis van de sectorcode heeft vastgesteld dat er geen Bpf van toepassing is. De gehanteerde SBI-code en de sectorcode voor de Whk zijn echter slechts een indicatie van de bedrijfstak waarin de onderneming actief is. De code zelf is nimmer doorslaggevend voor de toepassing van een verplicht Bpf. Dat kan alleen worden vastgesteld aan de hand van de feitelijke activiteiten.

De Belastingdienst voert boekenonderzoeken uit om vast te stellen of de juiste aangiftes loonheffing zijn gedaan. Bij een dergelijk onderzoek wordt het brede scala aan arbeidsvoorwaarden onderzocht op fiscale merites en wordt in het rapport geregeld de opmerking geplaatst: ‘er is geen cao van toepassing’. Aangezien de omschrijving van activiteiten in een cao vaak overeenkomen met die van een verplicht gesteld Bpf wordt dit dan ook doorgetrokken naar het Bpf: er is dan vast ook geen Bpf van toepassing. Een dergelijke opmerking in een controlerapport betreft slechts een constatering van de Belastingdienst dat er geen cao wordt toegepast en is geen juridisch onderbouwde uitspraak over het al dan niet van toepassing zijn van een cao/Bpf. Toch vatten veel werkgevers dit als zodanig op. Overigens zien we dergelijke opmerkingen ook terug in rapporten van het UWV/GAK.

Wie bepaalt wel?

Op grond van de feitelijke activiteiten wordt bepaald of een Bpf van toepassing is. Indien daar onduidelijkheid over is, kan een werkingssfeeronderzoek worden gedaan en kan een pensioenfondsbestuur hierover een standpunt innemen. Komen partijen er niet uit, dan is het aan de onafhankelijke rechter om hier een uitspraak over te doen. De Belastingdienst noch het UWV zullen een standpunt (kunnen) innemen over het al dan niet van toepassing zijn van een Bpf.

Het is dan ook onverstandig en financieel risicovol om geen eigen onderzoek te (laten) doen. Daarnaast is het tevens aan te raden een dergelijk onderzoek geregeld te herhalen; vanwege het feit dat werkzaamheden binnen de onderneming kunnen wijzigen maar ook omdat omschrijving van activiteiten in de verplichtstelling van Bpf’en kan wijzigen.

21 maart 2022

Auteur(s) en meer informatie: