Simpel overzicht voortgang Wet toekomst pensioenen
Publicatiedatum: 14 feburari 2025
Op 30 januari 2025 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de transitie naar de nieuwe pensioenwetgeving. Het betreft een 27-pagina tellende brief die bol staat met de laatste ontwikkelingen. De brief bevat helaas ook enkele onjuistheden. In deze actualiteit behandelen wij de belangrijkste updates voor zowel de verzekerde markt als voor de pensioenfondsen.
Ontwikkelingen in de verzekerde markt
Pensioenregelingen die zijn ondergebracht bij een verzekeraar of premiepensioeninstelling (PPI) moeten uiterlijk 1 januari 2028 (deze datum ligt thans in wetgeving voor) aan de nieuwe wet- en regelgeving voldoen. Het gaat in totaal om grofweg 67.500 regelingen.
Het volgende aantal regelingen is per 1 januari 2025 omgezet naar de Wet toekomst pensioenen:
- circa 36% van de regelingen ondergebracht bij een verzekeraar; en
- circa 31% van de regelingen ondergebracht bij een PPI.
Verwacht wordt dat een aanzienlijk aantal van de omzettingen (40%) op het laatste transitiemoment gaat plaatsvinden. Dat is zorgwekkend. Werkgevers en adviseurs worden opgeroepen om de transitie in te plannen en in werking te zetten. Er moet niet alleen rekening worden gehouden met de implementatie van de nieuwe regeling, maar ook met het arbeidsvoorwaardelijke traject dat daaraan vooraf gaat.
Uit de transitiemonitor blijkt verder het volgende:
- Financieel adviseurs geven aan dat de hoogte van de premie zich zal bevinden binnen een bandbreedte van 20% tot 25%. Het is onduidelijk welke regelingen hiermee worden bedoeld. Indien het verzekerde pensioenregelingen betreft, lijkt een bandbreedte van 12% tot 18% ons realistischer.
- In 44% van de transitieplannen wordt voor het partner- en wezenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum gekozen voor een dekking van 35% of hoger. Dit zal met name het beeld zijn bij pensioenfondsen. Voor verzekerde pensioenregelingen komt een bandbreedte van 20% tot 30% meer voor én worden deelnemers die een achteruitgang ondervinden op individuele basis gecompenseerd.
- Werkgevers kiezen veelal voor de eerbiedigende werking van gestaffelde premies, omdat dit het compensatievraagstuk vereenvoudigt. Deze keuze heeft tot gevolg dat er twee pensioenregelingen moeten worden geadministreerd, althans in het geval er nieuwe werknemers in dienst treden.
- Werkgevers kiezen tot nu toe niet voor een compensatieregeling binnen de pensioenregeling, maar in loon. Dit verrast ons niet omdat pensioencompensatie ook geldt voor nieuwe deelnemers, hetgeen kostenverhogend werkt.
- In circa 55% van alle pensioenregelingen in Nederland wordt gekozen voor het solidaire contract en in circa 45% voor het flexibele contract. Dit is pertinent onjuist. Voor de grofweg 67.500 pensioenregelingen bij verzekeraars en PPI’s (meer dan 98% van alle regelingen) is alleen het flexibele contract en de premie-uitkeringsovereenkomst mogelijk.
Ontwikkelingen bij pensioenfondsen
Alhoewel de eerste drie pensioenfondsen de overstap naar de nieuwe pensioenwetgeving al op 1 januari 2025 hebben gemaakt, zijn de meeste pensioenfondsen nog volop bezig met de voorbereidingen. De eerste deadline ligt inmiddels achter ons: voor 92,5% van de door pensioenfondsen uitgevoerde pensioenregeling hebben de sociale partners het transitieplan op tijd afgerond. Het is nu aan het pensioenfonds om het implementatieplan en het communicatieplan op te stellen.
Aan de hand van de opgestelde transitieplannen kunnen onder meer de volgende conclusies worden getrokken:
- 77% van de pensioenfondsen verwacht de reeds opgebouwde pensioenaanspraken in te brengen in de nieuwe regeling. Zij kiezen dus voor invaren.
- Compensatie voor het afschaffen van de doorsneepremie vindt in 92% van de gevallen binnen de pensioenregeling plaats. De compensatie geldt dan ook voor nieuwe deelnemers, behalve in geval van een eenmalige compensatie. Slechts in 18% van de gevallen wordt compensatie (deels) gefinancierd vanuit de premie.
- In alle gevallen kiezen sociale partners om een solidariteits- of risicodelingsreserve aan de pensioenregeling bij het pensioenfonds toe te voegen. De maximale hoogte van de reserve varieert fors, tussen 2% en de maximaal toegestane 15%.
- In bijna alle gevallen is de beoogde premie (nagenoeg) gelijk aan de huidige doorsneepremie. Hierdoor blijft er een substantieel gat tussen de premies bij pensioenfondsen en de premies in de verzekerde markt.
- Zoals hiervoor opgemerkt wordt in 44% van de transitieplannen een partnerpensioen overeengekomen van meer dan 35%. Uit berekeningen van KWPS blijkt dat met een partnerpensioendekking 35% of meer, een meerderheid van de deelnemers erop vooruit zal gaan.