Vroege maar weinig verheffende rechterlijke uitspraak over de Wtp

Publicatiedatum 4 september 2024

Volgens kenners en critici gaat de Wet toekomst pensioenen zorgen voor een hausse aan rechtszaken over pensioen. De eerste rechtszaken druppelen binnen. In deze actualiteit behandelen wij een uitspraak van de kantonrechter uit juli 2024 waarin de Nederlandse Staat is gedaagd door een gepensioneerde ambtenaar.

De eiser was werkzaam bij het ministerie van Justitie & Veiligheid en is in 2016 met pensioen gegaan. De eiser haalt alles uit de kast en dient liefst een 16-tal vorderingen in, die bestaan uit verklaringen voor recht, geboden en verboden. De centrale stelling van de eiser is dat het invaren van zijn pensioen resulteert of kan resulteren in een aantasting van zijn opgebouwde pensioenrechten en zodoende een inbreuk op zijn eigendomsrecht zou (kunnen) ontstaan. De nominale pensioenuitkering die de eiser nu ontvangt wordt door het invaren immers omgezet in een variabele en dus onzekere pensioenuitkering. Hierbij is er geen mogelijkheid tot individueel bezwaar.

De kantonrechter oordeelt dat het geenszins zeker is dat de pensioenrechter van eiser daadwerkelijk zullen worden ingevaren en wat daarvan de gevolgen zullen zijn voor zijn pensioen. De kantonrechter geeft verder aan dat het niet zo is dat de pensioenovereenkomst vanaf de datum van pensionering als geëindigd of absoluut onaantastbaar moet worden beschouwd en verwijst naar het arrest ECN/Oomen. Pensioen is geen absoluut recht. Daarnaast is de opvatting van eiser dat het ‘heersend recht’ een statistische situatie betreft onjuist: het ‘recht’ kan evolueren, waarbij in bepaalde gevallen ook sprake is van wijzigingen met terugwerkende kracht. Ook concludeert de kantonrechter dat er op dit moment nog geen sprake is van een inmenging in het eigendomsrecht, laat staan dat deze inmenging ongerechtvaardigd zou zijn. Overigens is de Staat als werkgever gebonden aan de Wtp, aangezien dit dwingend recht is. De kantonrechter geeft aan dat als het gaat om de Staat als wetgever niet bij voorhand kan worden beslist dat de staat onrechtmatig zal handelen op grond waarvan de Staat tot een verbod kan worden veroordeeld. De kantonrechter wijst alle vorderingen af.

Meer informatie en contact
Jan-Olivier Kuijkhoven
partner
Fabiënne Emmen
consultant