|
Fiscale risico’s bij vervroegde pensionering en doorwerken
Werkgevers en pensioenuitvoerders lopen fiscaal een risico in het geval een werknemer eerder met pensioen wil gaan dan de in de (pre)pensioenregeling opgenomen pensioenleeftijd en (gedeeltelijk) wenst door te werken. De Belastingdienst heeft hierover een vraag en antwoord gepubliceerd (Vraag & Antwoord 08-014 d.d. 270808). Bij vervroegd pensioneren mag het pensioen slechts ingaan voor zover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Wordt deze fiscale regel overtreden, dan is de regeling onzuiver en wordt de gehele pensioenaanspraak in één keer belast. In het geval een werknemer op de reguliere (pre)pensioenleeftijd besluit om door te werken geldt deze sanctie niet.
Voorbeeld: Werknemer A neemt deel aan een pensioenregeling met pensioenleeftijd 65. Op de 62-jarige leeftijd wenst A zijn pensioen in te laten gaan en voor 50% door te werken. Fiscaal gezien kan het pensioen slechts vervroegd ingaan voor zover de dienstbetrekking wordt stopgezet. A mag zijn pensioen derhalve slechts voor 50% laten ingaan. Zou A een pensioenregeling met pensioenleeftijd 62 hebben, dan zou het pensioen volledig kunnen ingaan.
PS 1 Bij vervroegde pensionering raden wij werkgever en pensioenuitvoerder aan de werknemer een verklaring te laten tekenen, waarin deze verklaart dat zijn arbeidzame leven eindigt in de mate waarin hij vervroegd met pensioen gaat. Op deze manier worden fiscale risico’s voorkomen.
Voorstel bevordering arbeidsparticipatie oudere werknemers en AOW
Recent zijn regeringspartijen met een voorstel gekomen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te bevorderen en de AOW betaalbaar te houden. Werknemers van 62 jaar en ouder ontvangen een verhoogde arbeidskorting van € 1.500 tot € 3.500 per jaar. Echter,
65-plussers hebben een fiscaal nadeel. De inkomensgrens van de tweede naar de derde schijf in de inkomstenbelasting wordt voor deze groep niet meer volledig met de inflatie geïndexeerd (doch voor 75%). Het voorstel lijkt van toepassing op alle 65-plussers met een aanvullend pensioen van tenminste € 18.000. Alleen werknemers geboren vóór 1946 worden uitgezonderd. Het nadeel van het ‘matigen’ van de indexatie is marginaal. Na Prinsjesdag moet blijken of het voorstel definitief wordt.
Voorbeeld: Uitgaande van een ‘normale’ indexatie van de salarisgrens van 2% wordt de salarisgrens in het voorstel met 1,5% geïndexeerd. Dit betekent dat 0,5% van het inkomen van
65-plussers uit de tweede schijf in de derde schijf belast wordt; tegen 42% in plaats van tegen 23,95%. Het nadeel in het eerste jaar bedraagt alsdan 0,5% * € 14.010 (2008) * 18,05% = € 13. Na 15 jaar bedraagt het nadeel circa € 1.500.
Wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningen aangenomen
In nieuwsbrief 4 hebben wij stil gestaan bij het Wetsvoorstel belastingheffing excessieve beloningen. Op 4 september 2008 is dit wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer. Vertrekpremies en aanvullingen op het eindloonpensioen worden onder omstandigheden met 30% respectievelijk 15% extra heffing belast, te betalen door de werkgever.
PS 2 Door voldoende planning vooraf zijn de strafheffingen voor de werkgever te voorkomen.
|
